Een droge Riesling is zelden krachtig. Hijn komt voor van heel droog en strak tot heel zoet en rond, altijd met tegenspel van zuur. De bite van verkwikkend zuur ontwikkeld hij, samen met relatief weinig alchohol, in een koel tot mild klimaat. Hoewel dit zuur bij goede Riesling lekker dik, krakend en verleidelijk is en Riesling daarom zo succesvol combineert met de meest uiteenlopende spijzen, stoot datzelfde zuur vooral beginnende wijndrinkers af. Riesling heeft een krachtig bloemenaroma met grapefruit, appels, witte bessen, honing en staalachtige minerale elementen. Door rijping onstaan nuances van petroleum of benzine. In een koel klimaat heeft Riesling meer a
roma`s van mineralen. In een warm klimaat wordt hij wat exotischer en wat vlak. Riesling heeft geen affiniteit met hout.
Regio`s van de Riesling
De thuishaven van de Riesling is
Duitsland. Daar is het de belangrijkste druif. Dat verbaast niet, want hij kan heel goed tegen vorst en floreert weelderig in een mild klimaat. De Riesling groeit in alle Duitse
wijngebieden en beslaat een oppervlakte van ruim 21.000 hectare. Dat komt overeen met circa 20% van de totale aanplant. De aanplant van de Riesling is de afgelopen twintig jaar met 5000 hectare toegenomen, goed voor het terugveroveren van de eerste plaats, vóór de Müller-Thurgau. Vanuit Duitsland bereikte de Riesling al lang geleden de Elzas en Oostenrijk. In steeds meer landen groeit Riesling zoals in Nederland,
Italië en Australië. Wereldwijd speelt de Riesling ten opzichte van andere druivenrassen een ondergeschikte rol.
De geschiedenis van de Riesling
Riesling wordt voor het eerst genoemd in de 15e eeuw. De groeiwijze, grootte van de druiven, de lange rijpingstijd en vorstbestendigheid duiden op verwantschap met wilde druiven. Op de langste Rieslingtraditie kunnen de producenten in de Rheingau en aan de Moezel bogen; er zijn daar vermeldingen in documenten uit respectievelijk 1435 en 1465. Verwijzingen naar verspreiding in het huidige Rheinhessen en in de Pfalz zijn bekend uit het einde van de 15e eeuw en uit de eerste helft van de 16e. Riesling behoorde ook in de 17e en 18e eeuw al tot de van overheidswege aanbevolen druivenrassen. Nog altijd vraagt men zich af waar de naam precies vandaan komt. Heeft het woord Riesling te maken met ‘verrieseln’ (vroegtijdig afvallen van druifjes), met ‘reissend’ (hoog) zuur, met edel ‘Reis’ (twijg) of met ‘Rusling’ (donker hout)? Internationaal staat hij bekend als Rheinriesling, terwijl in Baden het synoniem Klingelberger gebruikt mag worden. Met de Welschriesling, die ondermeer in Oostenrijk, Italië en Slovenië geteeld wordt, heeft de Duitse Weisser Riesling niets gemeen.
In het glas
Jonge, lichte Rieslingwijnen, naar smaak
droog tot ,
fruitig zoet zijn ideale zomerwijnen. Aan tafel zijn gerijpte Rieslings beter op hun plaats. Zelfs oudere Spätlesen laten bij eten weer wat van hun jeugdigheid proeven. Droge tot
halfdroge Rieslings passen goed bij lichte gerechten, gestoomde zee- en zoetwatervis, vlees met lichte sauzen en klein gevogelte. Halfdroge tot lieflijke Spätlesen harmoniëren goed met verse kaas. Fruitig zoete
Spätlesen of edelzoete Auslesen zijn voortreffelijke begeleiders van fruitdesserts. Gerijpte edelzoete Auslesen en Beerenauslesen zijn optimale aperitieven bij feestelijke menu’s.