. Maar de Chileense Carmenère is voller en pittiger, met meer koffie en specerijen in de neus. De smaak bevat iets plantaardigs, zwarte bessen en iets van chocolade. Dit geeft over het algemeen een sappige, stevige wijn met veel lengte en structuur.
De blauwe Carmenère komt oorspronkelijk uit de Médoc in Frankrijk. In het relatief koele, vochtige West-Frankrijk kwam de laatbloeier echter slecht tot zijn recht. Omdat het ras traag rijpt door zijn dikke schil, hebben de druiven een lang en zonnig naj
aar nodig. Bij gebrek aan voldoende zonlicht is een wrange ‘groene’ smaak het gevolg. Carmenère heeft veel aandacht nodig en moet letterlijk kort gehouden worden. Carmenère komt alleen voor in
Chili.
Geschiedenis van Carmenère
Toen in de Bordeaux aan het einde van de 19e eeuw de phylloxera – de druifluis – toesloeg en bijna alle wijngaarden wegvaagde, vertrokken veel wijnbouwers met de Europese wijnstokken, waaronder de Carmenèredruif, richting Noord- en Zuid-Amerika. In Chili bleek dit ras zich veel beter thuis te voelen, waar lange tijd werd verondersteld dat het om de Merlot druif ging. In 1994 deed de Franse druivendeskundige Michel Boursiquot onderzoek in de Chileense wijngaarden en herkende als zodanig de Carmenère. Bij de herbeplanting na de phylloxera-epidemie is Carmenère door zijn structurele gevoeligheid voor ziekten daarentegen in Europa nauwelijks nog aangeplant.
Het verschil tussen Carmenère en Merlot
Het verschil tussen deze twee variëteiten zit in de bladvorming, de grootte van de druiven, de kleur van de jonge uitloper (Merlot wit en Carmenère roze/rood) en de twee tot drie weken langere rijpingstijd van Carmenère. Carmenère is een gulle, ronde en smaakvolle wijn.